AmphiStar

Bij AmphiStar weten ze wel raad met afval

Klaar voor een lesje chemie? Als we aanschuiven bij CTO Bernd Everaert om te horen wat AmphiStar doet, krijgen we er zomaar een chemieles bovenop. “’Making biosurfactants mainstream’ is het motto van het bedrijf”, zegt Bernd. Maar wat zijn dat precies, die biosurfactanten? En hoe wil AmphiStar ze mainstream maken? De chemieles kan beginnen!

Van heerlijke mayonaise tot schuimende shampoo

“Iedereen weet hoe je mayonaise maakt”, zo begint Bernd zijn verhaal. “Je mengt daarvoor olie met water. Normaal gezien drijft olie bovenop het water, maar door er een surfactant aan toe te voegen, blijft de mayonaise een mooie witte substantie. In shampoos zitten er dan weer andere surfactanten, die ervoor zorgen dat je haar gaat schuimen als het gewassen wordt. Terwijl vaatwasproducten juist niet mogen schuimen, en toch moet de vaat proper uit de machine komen. Alweer het werk van surfactanten. Ze zitten met andere woorden in heel veel producten. In verzorgings- en kuisproducten, in tandpasta, geneesmiddelen, verven, inkten, pesticides…”

Maar wat doen die surfactanten nu concreet, willen we graag weten? “Ze gaan de oppervlaktespanning verlagen tussen vloeistoffen, een vloeistof en een gas of een vloeistof en iets vast. Neem als voorbeeld een afwasproduct: het vet in je pan heeft weinig affiniteit met water. Als je een pan gewoon met water zou afkuisen, dan gaat het vet er niet af. Gelukkig zijn er surfactanten die naast een “water-lievend” stukje ook een “vet-lievend” stukje hebben. In een afwasproduct zorgt dat ervoor dat het vet zich vasthecht aan het “vet-lievend” stukje, terwijl het water alles afvoert omdat er ook een “water-lievend” stukje is.” Chemie als basis voor een liefdesverhaal, het kan dus.

Geen chemie, wel afval als basis voor een duurzaam verhaal

“De naam surfactanten staat voor een brede verzameling van verschillende dingen met immens veel diverse eigenschappen”, zo gaat Bernd verder. “Het gaat wereldwijd om een markt van meer dan twintig miljoen ton per jaar, wat vergelijkbaar is met alle wijn die jaarlijks geproduceerd wordt. Gigantisch veel dus! Het probleem is dat 98% van de productie niet duurzaam verloopt. Het gaat hier om chemische surfactanten, en de chemie die daar meestal voor gebruikt wordt vergt hoge drukken, hoge temperaturen en toxische katalysatoren.”

“Van die 98% is zowat de helft volledig fossielgebaseerd, de andere helft deels fossiel-, deels biogebaseerd. Voor dat biogebaseerd stuk wordt palmolie gebruikt. Wat logisch is, aangezien palmbomen een van de meest productieve gewassen ter wereld zijn. Maar omdat er zoveel van nodig is, zorgt het in Azië toch voor enorm veel ontbossing. Daarenboven gaat het om een heel lange supply chain, want alles moet vanuit Azië verscheept worden. Verre van duurzaam dus.”

“Minder dan 5% van de volledige productie is volledig biogebaseerd, maar ook dat moet genuanceerd worden. Het komt nog altijd van de andere kant van de wereld en er zijn bossen voor moeten sneuvelen…” Daarom is Bernd zo fier als hij zegt dat ze bij AmphiStar nog een stap verder gaan: “Wij vertrekken vanuit lokale afvalstromen of industriële zijstromen om microbiële biosurfactanten te maken. Je kan het vergelijken met bier brouwen: daar gebeurt ook een fermentatie met gist, maar wij maken biosurfactanten. En wij gaan van A tot Z voor een duurzaam concept: ten eerste werken we biogebaseerd, want met duurzame grondstoffen. Ten tweede volgen we een bioproces, want het verloopt onder milde condities zoals lage druk en temperaturen. En ten derde zijn onze biosurfactanten biodegradeerbaar en niet eco-toxisch, wat uiteraard belangrijk is aangezien veel ervan in het milieu terechtkomt. En dat totaalplaatje maakt onze manier van werken uniek.”

Van thesisstudent tot fabriekenbouwer

Het verhaal begint meer dan tien jaar geleden, toen Bernd, onder promotorschap van Sophie Roelants, zijn thesis schreef over microbiële biosurfactanten. Hij deed dat bij de Bio Base Europe Pilot Plant, een scale-up facility in de haven van Gent waar ze bioprocessen van labo naar industriële schaal brengen. Toen Sophie in 2021 het gevoel had dat de markt er klaar voor was, richtte ze samen met Bernd en drie anderen AmphiStar op, als spin-off van de Universiteit Gent en van de Bio Base Europe Pilot Plant.

“We merkten al gauw dat iedereen wel sterk geïnteresseerd was in onze producten, maar niemand durfde de stap te zetten om eigen productiefaciliteiten te bouwen. Daar zouden we dus zelf voor moeten zorgen. We moesten hiervoor wel de shift maken van een licentie- naar een productiemodel. Gelukkig konden we in maart 2024 dankzij drie investeerders een kapitaalverhoging realiseren, zodat we nu klaar zijn voor de volgende stappen. Zo groeide onze ploeg ondertussen tot 21 medewerkers en wordt ons plan steeds concreter om tegen eind 2027 een eerste flexibele demoplant te bouwen. Daar willen we 2.000 ton verschillende microbiële surfactanten per jaar produceren, op basis van diverse afvalstromen. Als we daarin slagen, geloven we sterk dat we een producent kunnen overtuigen om een commerciële fabriek te bouwen. Het is niet onze bedoeling om afval te gaan inzamelen: afval transporteren over lange afstanden is niet duurzaam, bevat vaak ook veel water en bederft snel. Daarom zien we de bouw als een colocatie met een fabriek die afval produceert of een bioraffinaderij met laagwaardige zijstromen die ze moeilijk kwijtraken of bijvoorbeeld moeten omzetten in biogas. Met onze technologie kunnen wij die opwaarderen tot biosurfactanten. En zo komen we dus tot een geïntegreerd samenwerkingsconcept.”

Op langere termijn wil AmphiStar meerdere kleine fabrieken oprichten, elk goed voor 20 à 30.000 ton biosurfactanten, telkens in colocatie met een naburige fabriek die voor het afval instaat. Lokale productie gekoppeld aan lokale distributie zal zo voor een duurzaam resultaat zorgen. En voor de realisatie van het AmphiStar-motto ‘Make biosurfactants mainstream’! Want dààr doen ze het voor.

Auteur: Piet Baeke
Afbeeldingen: © Fille Roelants

Website